Nieuws

IN MEMORIAM Christian Kieckens: ‘‘Is dat niet zwaar, altijd al die bagage meedragen?’

Colette Demil & Staf Bellens • 27 mei 2020

Eerdere deze maand overleed onverwacht Christian Kieckens. Als hommage publiceren we een lang interview met hem uit 2012, in Dimension.

Foto: Studio Dann

Interview 2012

 

Christian Kieckens (°1951) is, zonder tromgeroffel, opvallend aanwezig dit najaar. In het Design museum Gent loopt nog tot 21 oktober de tentoonstelling over Pieter De Bruyne die hij meticuleus heeft samengesteld en voorzien van een hoogwaardige catalogue raisonné. Op de Interieurbiënnale 2012 in Kortrijk, die hij in het verleden drie edities lang gestalte gaf, verrast hij met een stand waar licht en Le Corbusier helemaal niet verbaasd zijn elkaar te treffen. In Aalst krijgt zijn masterplan aan de Denderoever steeds meer gestalte, soms tot zijn eigen verbazing en zelfs deceptie. En als de zwaar gehypothekeerde tijd het toestaat, presenteert uitgever Christian Kieckens nog voor de jaarwende een boek over het recente werk van architect Christian Kieckens.

 

We hebben afgesproken op de Brusselse Handelskaai, waar hij in 2004 zijn bureau vestigde na negen jaar in het huis van Pieter De Bruyne nabij het Aalsterse station te hebben doorgebracht. Over zijn band met die meubelontwerper en interieurarchitect vertelt hij elders in dit nummer meer. “Toen ik in 1974 afstudeerde, betreurde ik het dat ik nooit les had gekregen van bOb Van Reeth en van Pieter De Bruyne. Twintig jaar later gaf ik samen met bOb Van Reeth les en woonde ik in het huis van Pieter De Bruyne.” Dat hij diens woning zo lang huurde, was een statement. Maar het voorhuis met zijn dwingende ruimtes - de blauwe kamer, het rode salon -, het beperkte wooncomfort, de vraagprijs en de restauratiewerken die zich opdrongen maakten dat hij niet inging op de vraag om de woning te kopen. “2004 was een soort cesuur. Het huurcontract liep af. Mijn vader was gestorven. Na twee jaar aan de prestigieuze Londense Architectural Association School for Architecture vond ik mijn draai niet meer in Aalst. Brussel bood ademruimte.” En Londen? “Ik heb mijn opdracht daar stopgezet om financiële redenen. De vergoeding volstond net om mijn treintickets en hotel te betalen. Je deed dat voor de eer, niet voor het geld.”

 

De banden met zijn geboortestad werden niet bruusk doorgeknipt. In 2002 had hij de wedstrijd voor het masterplan fase 1 van de Aalsterse stationsomgeving gewonnen. De invulling is intussen al tien jaar aan de gang en zal nog eens acht jaar in beslag nemen.

 

“Het is een schizofreen gegeven. Na tien jaar moet ik vaststellen dat het zeker niet allemaal geworden is wat ik in gedachten had. Van de twaalf deelprojecten stonden er zeven onder mijn supervisie, maar dat laatste begrip moet je met een korrel zout nemen. Voor de reconversie van de Postsite die niet tot die zeven behoorde, heb ik mijn kandidatuur ingediend voor de Open Oproep, maar ik werd niet weerhouden. Achteraf bleek dat ik daardoor ook niet als supervisor in de jury voor die Open Oproep kon zetelen. Je moet dat loslaten, herhaal ik samen met u, ook al zie je dat maar 50% van de geambieerde doelstelling wordt ingevuld. Intussen word je natuurlijk wel afgerekend op wat er materiaal aanwezig is: een tekst, een tekening, een gebouw of plein.” Dat de stad zijn naam verkeerd spelde op de uitnodiging om te komen spreken op de opening van het stationsplein, deed de wat stroeve relatie geen deugd, evenmin als de aanpassing van het verlichtingsplan zonder hem daarover te consulteren. Masterplannen krijgen soms een zeker master/servant gehalte 

Bergen Op Zoom, “Villa Veneta”, 2003-2007. Geheel met 16 wooneenheden. © Gregory Brandenbourger

Met Le Corbusier op Interieur

 

Op de Interieurbiënnale 2012 geeft hij de stand van Llinell vorm. Llinell is het bedrijf van Bart Spillemaeckers, zoon van de vroegere patron van de gekende Brusselse kunstgalerij MTL, dat op Interieur een eigen verlichtingscollectie presenteert. Christian Kieckens pikt hierop in met een portret van een tijdens de opening van het dominicanerklooster Sainte Marie de La Tourette naar boven blikkende Le Corbusier, dat van fotograaf Lucien Hervé de veelzeggende legende ‘Ah vous qui regardez la lumière’ meekreeg. “Tijdens Interieur is het 125 jaar geleden dat Le Corbusier werd geboren. De link lag dus voor de hand.”

 

Het ging allemaal snel voor de jonge Christian Kieckens nadat hij in 1974 afstudeerde aan Sint-Lucas Gent. Vanaf 1980 begon hij met lesopdrachten, in 1981 werd hij onderscheiden met de Godecharleprijs voor architectuur en drie jaar later stond hij mee aan de wieg van de Stichting Architectuurmuseum die het werk van jonge architecten promootte. Uit deze stichting vloeiden later de jaarboeken architectuur en voor een deel ook de Vlaamse Bouwmeester voort. “Omdat ik toen te weinig werk had, was er ruimte voor culturele initiatieven die ook anderen ten goede kwamen. Niemand kan ons verwijten dat we voornamelijk met onze generatie bezig waren.” Nog een jaar later, in 1985, werd hij geselecteerd voor de architectuurbiënnale van Venetië, in 1991 was er de presentatie ‘Architetti (della Fiandra)’ in het Belgische Paviljoen tijdens de Biënnale en in 1999 kreeg hij de Vlaamse Cultuurprijs voor architectuur.

 

“In 1992 bezorgde ik op eigen initiatief Geert Bekaert een schets voor de lay-out van de biënnale Interieur. Een jaar later stond Moniek Bucquoye aan mijn deur: of ik het plan van Interieur ’94 niet wou tekenen. Op basis van een schets van Andrea Branzi heb ik het eerste plan gemaakt met blokken van vier bij vijf units, waartussen je kon dwalen zonder te verdwalen. In feite was het een stedenbouwkundig plan met een groot plein, een boulevard, kleine straten en poortjes waar je doorheen cultuur naar de commerciële standen stapte. Alleen zag iedereen een beurs, geen stedenbouwkunde. De lay-out van de volgende twee edities heb ik ook ingevuld, deze keer met Marc Dubois als intendant. Het internationale karakter en de eregasten Jasper Morrison, Jean Nouvel en Rolf Fehlbaum spraken mij erg aan.”

 

Zware rugzak

 

In 1999 trok Christian Kieckens eens te meer een streep, deze keer onder Interieur. Het vertrek van zijn kompaan bOb Van Reeth uit de ontwerpstudio die ze samen aan studenten gaven in Antwerpen naar het kantoor van de pas in het leven geroepen Vlaams Bouwmeester, gaf ook hem een nieuwe impuls. Hij trok naar Eindhoven en naar Londen voor lesopdrachten, en zijn bureau draaide op volle toeren. Volgden de verhuizing naar Brussel en de lesopdracht aan Artesis, waar hij verantwoordelijk werd voor de jaarlijkse Antwerp Design Seminars & Lectures, in vlot-communicatieve newspeak afgekort tot ADSL. Deze in alle opzichten grensoverschrijdende design-workshopweek verwierf onder zijn leiding een ijzersterke faam. “Londen was een fantastische voedingsbodem voor reflectie, die tot vandaag doorwerkt. In Antwerpen had ik het geluk dat er voor die ADSL een nieuwe lichting jonge Europese professoren kwam opdagen die iets te vertellen had. Zelf kwam ik voor de dag met thema’s als sampling, serendipity, happiness, transformer. Hoe integreer je dat in architectuur? Stuk voor stuk onderwerpen die tot onderzoeksprojecten hadden kunnen leiden, wat jammer genoeg niet is gebeurd.” Met dezelfde overtuiging tracht hij zijn studenten te laten zien tijdens studiereizen, net zoals hij zelf barokkoepels, wolken, licht en heel uiteenlopende situaties fotografeert en in al dan niet digitale boekvorm giet via zijn eigen uitgeverij. Ook in zijn samenwerking met kunstenaars, een gegeven dat in heel zijn carrière terugkeert, vormt zien de rode draad. Doordringen onder het laagje werkelijkheid, op zoek naar betekenis.

Lommel, Hertog Jansite, Projectzone 2, 2002-2008. Geheel met 40 wooneenheden, 8 commerciële ruimtes

Zijn eigen architectuur getuigt van hetzelfde principe. “Een gebouw moet goed zijn op het eerste zicht, maar moet ook een tweede en een derde lezing overleven. Je moet niet alles in een keer uitleggen. Voor het ontwerp van het crematorium in Zemst, waarmee we vorig jaar laureaat waren in de Open Oproep, heb ik drie teksten geschreven. De eerste legde uit wat het was. De tweede ging in op de theorie daarachter. De derde belichtte het filosofische en theoretische kader waarbinnen het ontwerp zich bevindt: welke wereld vertegenwoordigt het? Ik heb daar veel energie in gestoken omdat ik het ontwerp als een sleutelmoment beschouwde dat overeind moest blijven, ook als het niet zou winnen.” Of die aanpak soms niet te veel vergt? Fijntjes: “Een medewerker vroeg me ooit: is dat niet zwaar, altijd al die bagage meedragen?”

 

Zot van Zwitserland

 

Is hij nog altijd even zot van Zwitserland, vragen we met een slip of the tongue. “Zeg gerust zot, want dat is het juiste woord. Uit Zwitserland keer ik altijd lichtjes gedeprimeerd terug omdat wat daar mogelijk is inzake kunde, opdrachtgeverschap, ambitie, fierheid in ambacht en in uitvoering, hier niet kan. De lat ligt daar gewoon veel hoger. Om mijn opdrachten op z’n Zwitsers te kunnen uitvoeren, zou ik steevast het dubbele van het voorziene budget nodig hebben. Ik ben daar ook heel graag. Hun architectuurscholen staan op topniveau en ze blijven uiterst intelligente buitenlandse professoren binnenhalen. Ik zou dolgraag samenwerken met iemand als Jürg Conzett, maar tot nu toe waren de middelen niet voorhanden. Voor het crematorium van Zemst heb ik een boeiend ontwerp van de Zwitserse landschapsarchitecten Vogt, maar intussen zijn het budget en de situatie daarvoor bijna gedecimeerd. Voor datzelfde crematorium opteer ik als kunstinterventies voor een lichtingenieur en voor iemand die een muziekstuk moet schrijven dat komaf moet maken met de obligate Vivaldi.”

 

Wat heeft Zwitserland dat wij in ons kleine landje niet hebben? “Precisie. Uurwerken. Geld. De gave om overeen te komen met elkaar, wat noodzakelijk is als 95% van de bevolking op 5% van de oppervlakte woont. Ik heb mij eens gebogen over de C van CH: waarvoor zou die kunnen staan inzake architectuur? Al rijdend over die heerlijke wegen doken de begrippen in snel tempo op: citizenship, conscioussness, contemporary,… Ik heb er dan maar een tekst over geschreven.” Zoals wel vaker gebeurt. Christian Kieckens is een doener maar meer nog een denker die graag abstraheert.

 

70-30

 

Zo komen we tot het onvermijdelijke thema: de economische situatie van de architect vandaag. Moet ik het daar echt over hebben, reageert hij stil. “Ik zit in een wat warrige situatie, omdat ik een lesopdracht van 70% heb, terwijl op de studenten na iedereen mij kent via die resterende 30%. In het onderwijs moet je eigenlijk kiezen: of je gaat voor 100%, of je wordt gevraagd om vanuit je praktijk iets aan het onderwijs toe te voegen via een 30% opdracht. Met die 70% is het erg moeilijk om een bureau op langere termijn te organiseren, zeker nu nagenoeg al onze opdrachten de laatste jaren aan het slenteren zijn gegaan. Daardoor heb ik met veel spijt afscheid moeten nemen van enkele medewerkers. De wedstrijd voor het marktplein in Sint-Lievens-Houtem heb ik in 2006 gewonnen, maar er is nog niets gebeurd. Voor Vooruitzicht heb ik in 2006 een ontwerp gemaakt voor woongelegenheden op Antwerpen Linkeroever, maar dat Regatta project is alvast tot 2014 uitgesteld, en ik weet nu al dat de vraag van de ontwikkelaar dan heel anders zal zijn dan in 2006. De situatie in Aalst heb ik al geschetst. Het woningproject Meyboom in Brussel is na zes jaar en veel vallen en opstaan eindelijk in realisatie. Het project op de Céramique in Maastricht is na elf jaar gerealiseerd omdat het stadsbestuur op zeker ogenblik zijn poot stijf hield. Intussen ligt de markt in Nederland er uitgeteld bij. Tegenover dat slenteren staat het gegeven dat uiteindelijk wel de gebouwde ontwerpen tellen voor een architect, tenzij ze beeldmatig zo zijn opgevat dat ze zich vanzelf een plaats opeisen in ieders hoofd. Maar mijn opdrachten waren zo niet bedoeld, die waren bestemd om ergens te staan en overeind te blijven.”

 

Marketing & sales

 

“Een ander gegeven waarmee CKA worstelt, is dat we alles doen, van XS tot XL: meubels, winkels, scenografie, renovatie, nieuwbouwwoningen, publieke en utiliteitsopdrachten, stadsplanning. De meeste mensen kunnen daar niet bij. Iemand vertrouwt niet zomaar het ontwerp van zijn woning toe aan een bureau dat een crematorium heeft ontworpen. Mensen weten niet waaraan ze zich moeten verwachten als ze ons een opdracht geven. Het lijkt alsof wij veel van hen zullen vragen. Wij dringen bij onze opdrachtgevers ook aan op een duidelijke projectdefinitie en een programma van eisen. Met carte blanche moet je bij mij niet afkomen, dat werkt niet. Maar veel opdrachtgevers zijn daar niet klaar voor.”

 

“Meer in het algemeen worden architecten momenteel volop tegen elkaar uitgespeeld. Zelfs in de Open Oproep beland je in een onderhandelingsprocedure met soms al lage startpercentages. Projectontwikkeling levert je een ereloon van 5% op plus de eis dat je een maximumprijs per vierkante meter moet garanderen. Sommige projecten doe je louter voor het overleven van het bureau, terwijl je er aan het einde van de rit nog verlies op maakt.” Is hij als lesgever niet mee schuldig aan het overaanbod aan architecten? “Ik stuur elk jaar opnieuw een lichting architecten de buitenwereld in, dat klopt. Maar dikwijls kiezen die niet voor een bestaan als zelfstandig architect. Vandaag zijn er veel andere mogelijkheden: planning, onderzoek, beleidsmedewerker. Zelf werk ik noodgedwongen met zelfstandige medewerkers, hoewel ik het graag anders had gezien. Maar dan had ik een veel commerciëlere aanpak moeten hanteren. Die klik heb ik nooit gemaakt. Ik ben niet zo sterk in het uitbouwen en onderhouden van contacten.”